Pills2

Foliumzuur- en vitamine B12-deficiëntie bij ouderen

02-09-2016

Anemie bij ouderen: niet zelden door nutritionele oorzaak

Anemie komt vaak voor bij ouderen > 65 jaar. Studies wijzen op een globale prevalentie van anemie van 11%, oplopend tot 24% bij gehospitaliseerde ouderen en 60% bij ouderen in een RVT. Anemie bij ouderen wordt door de WHO gedefinieerd als hemoglobine < 13 g/dl bij mannen en < 12 g/dl bij vrouwen.

Ouderen met anemie hebben een verminderde fysieke functionaliteit door spierzwakte en verminderde kracht en vertonen een ernstiger verloop van comorbiditeiten met frequentere ziekenhuisopnames tot gevolg. Ze hebben ook een kortere levensverwachting. Daarom is het belangrijk om anemie bij ouderen op te sporen en bij te sturen waar mogelijk.

De oorzaak van anemie bij ouderen is vaak multifactorieel. Chronische aandoeningen zoals hartfalen en maligniteiten (11%), chronische nierinsufficiëntie (5%), hematologische maligniteiten zoals myelodysplasie (22%) en thalassemie of sikkelcelanemie (10%) zijn gekende oorzaken. Vaak (36%) doet zich bij ouderen een leeftijdsgebonden daling van de hematopoïetische stamcelactiviteit voor en is er ook een verminderde gevoeligheid aan EPO. Tenslotte is er vaak een nutritionele oorzaak (16%), waarbij een ijzer-, foliumzuur- en/of vitamine B12-deficiëntie optreedt.

Bij een nutritionele oorzaak van anemie kan vaak eenvoudig, goedkoop en effectief ingegrepen worden om de anemie te corrigeren. Daarom is het belangrijk om (onder andere) de vitamine B12- en foliumzuurstatus na te gaan bij de patiënt wanneer een anemie wordt vastgesteld.

Vitamine B12 deficiëntie: vaak een absorptieprobleem

Vitamine B12 (VB12) of cobalamine is een essentiële, wateroplosbare vitamine die voorkomt in voeding van dierlijke oorsprong, zoals vis, schaaldieren, vlees, gevogelte, eieren en zuivel. VB12 speelt een rol in het normale functioneren van de hersenen en het centraal zenuwstelsel, en is betrokken bij de vorming van rode bloedcellen, DNA, vetzuren en aminozuren.

VB12-deficiëntie komt voor bij 10-20% van de 60-plussers. De gevolgen van een langdurige deficiëntie zijn macrocytaire anemie en neuropsychologische afwijkingen. Oorzaken van een deficiëntie is meestal onvoldoende inname of malabsorptie van vitamine B12 door verminderde aanmaak van maagzuur door protonpompinhibitoren of door achloorhydrie, vaak in associatie met atrofische gastritis bij een bestaande of doorgemaakte H. pylori-infectie. Zelden is de deficiëntie te wijten aan een pernicieuze anemie (tekort aan intrinsieke factor, nodig voor opname van VB12).

Bij Labo Maenhout is er vanaf een waarde voor VB12 <211 ng/l sprake van een deficiëntie.

Foliumzuur-deficiëntie: vaak een probleem van inname

Foliumzuur (FZ) of vitamine B9 is een essentiële, wateroplosbare vitamine die voorkomt in plantaardige voeding zoals bladgroenten, peulvruchten, eierdooiers, lever en sommige citrusvruchten. Foliumzuur is essentieel voor de synthese van nucleïnezuren (DNA, RNA) en dus voor normale celgroei en –replicatie. Foliumzuur wordt voornamelijk opgeslagen in de lever.

Foliumzuurdeficiëntie komt bij 5-10% van de ouderen voor. Macrocytaire anemie kan zich reeds na 4-5 maanden voordoen. Oorzaak van een deficiëntie is meestal onvoldoende inname via de voeding, maar ook alcoholabusus en interactie met bepaalde medicatie (trimethoprim, methotrexaat, fenytoïne) spelen een rol.

De concentratie van FZ in serum weerspiegelt de recente foliumzuurinname, waardoor een éénmalig verlaagde waarde niet kan gebruikt worden om een chronische deficiëntie aan te tonen (herhaaldelijk lage concentraties van foliumzuur in serum kunnen dat wel). De concentratie van FZ in RBC reageert maar traag op veranderingen in foliumzuurinname. FZ wordt namelijk ingebouwd tijdens de aanmaak van RBC en deze overleven 120 dagen. De concentratie van FZ in RBC kan dus gebruikt worden om de folaatstatus op lange termijn te evalueren. Wanneer een verlaagde waarde voor FZ in serum wordt vastgesteld, kunnen wij automatisch (met uw goedkeuring) de concentratie van FZ in RBC bepalen.

Recent werden de referentiewaarden voor FZ in serum aangepast (zie tabel), om een mogelijke deficiëntie sneller te kunnen detecteren.

FZ in serum (nmol/l)

Interpretatie

< 3,4

Deficiëntie

3,4 – 5,4

Mogelijke deficiëntie

> 5,4

Normaal